Vakantie en komkommertijd
Vakantie, heerlijk om er naar uit te kijken, te ervaren en later thuis om nog eens de foto’s en filmpjes terug te zien. Maar komkommertijd, ook nu?
Vakantie toen en nu
In het begin van de 19e eeuw, een tijd waarin arbeiders zeven dagen per week werkten, was vakantie uitsluitend iets voor de rijken. Hoezo klagen wij soms over (te) weinig vakantiedagen?
Baden en reizen
Rijke burgers bezochten graag badplaatsen; volgens artsen was zeewater prima voor de gezondheid. Dat was nog niet zo simpel: Even rennen en in de golven springen was er niet bij. Je badkoets werd discreet de zee in gereden zodat je er aan de andere kant ongezien uit kon klauteren. Gelukkig hielp de badmeester een handje! Pottenkijkers waren uiteraard niet welkom. Er waren afspraken over wie zich waar kon baden. Wie toch te dicht in de buurt van het strand voor de rijke bevolking kwam, kon wel drie dagen gevangenisstraf krijgen!
Maar ook werden er verre reizen gemaakt. Een ‘Grand Tour’ door Europa hoorde er voor rijke jongelui echt bij. Per schip konden zelfs andere continenten bezocht worden. Het was toen nog helemaal mode om de piramiden van Gizeh te beklimmen voor een ‘selfie’; vandaag de dag kun je dit beter niet meer proberen. Ook foto’s met zebra’s en inheemse Afrikaanse stammen waren in de mode.
Boeren en burgers
Koeien en varkens nemen geen vakantie, dus voor boeren, hun knechten en alle landarbeiders, ging het werk gewoon door. In drukke periodes met hulp van de kinderen, kinderarbeid was toen volkomen normaal.In de steden was het niet veel anders: Lange werkdagen, vrouwen en kinderen die door de lage lonen ook mee moesten werken. Vaak was de zondag wel een vrije dag, maar natuurlijk niet bij fabrieken die continu doorwerkten. In de loop van de 19e eeuw zetten de vakbonden zich wel in voor vakantiedagen, maar het duurde nog een hele tijd voor dit er daadwerkelijk kwam
20e eeuw
Heel lang was één keer per jaar een dag weg, bijvoorbeeld met een uitstapje van de kerk, de hele vakantie voor ‘gewone’ mensen.In de V.S. nam de welvaart vanaf ongeveer 1920 wat toe, zodat meer mensen voor hun plezier konden gaan reizen. De ontwikkeling van de T-Ford maakte het voor sommige mensen zelfs al mogelijk dat met een eigen auto te gaan doen.In ons land kwamen de eerste doorbetaalde vakantiedagen pas na de Tweede Wereldoorlog voor. Met het toenemen van de welvaart gingen meer mensen toen ook echt op vakantie. In de jaren ‘50 werd kamperen heel populair. Eerst met tenten en later ook met de caravan. Je kon zelfs op cursus en na een geslaagd examen een kampeerpaspoort behalen! Dit gaf toegang tot de V.I.P. kampeerplaatsen waar niet iedereen zomaar mocht gaan staan.
Het massatoerisme kwam op gang in de jaren ‘70. Met de all-in vliegvakanties was het gemakkelijk en goedkoop om op vakantie te gaan. Bij veel Nederlanders was vooral het goedkope Spanje heel populair. Wat begon met een barretje en een klein hotelletje veranderde al snel in een hele industrie.Vandaag de dag word je raar aangekeken als je nog nooit op vakantie bent geweest. Ook al gaan we dolgraag op vakantie, toch brengt dit een nieuw fenomeen met zich mee: de vakantiestress. Alle voorbereidingen vinden mensen vaak moeilijk en veel werk, maar misschien is er ook gewoon te veel keuze nu.
Waar komt dat eigenlijk vandaan, komkommertijd?
Komkommertijd is een aanduiding voor de rustige zomerperiode, waarin er weinig nieuws en weinig handel is. Het woord wordt tegenwoordig vooral gebruikt in de media. We kennen allemaal de berichten over gevonden vogelspinnen of andere exoten, berichten die buiten de komkommertijd geen nieuwswaarde zouden hebben. Het komkommerseizoen was voorheen altijd in de zomer – voor de kwekers een drukke tijd, maar in veel andere vakgebieden was er dan juist niets te doen. Omdat die seizoenen samenvielen, werd komkommertijd meer en meer geassocieerd met het gebrek aan nieuws en activiteiten.
Waar het woord komkommertijd precies vandaan komt, is niet helemaal zeker. Veel etymologen denken dat komkommertijd is gevormd naar voorbeeld van het Duitse Sauregurkenzeit, een woord uit de 18e eeuw. De oudste vindplaats in het Nederlands is (vooralsnog) uit 1787. Vanaf halverwege de negentiende eeuw wordt het woord volop gebruikt; zo had Multatuli het over “in ‘t hartje van den komkommertyd”. Ook in talloze andere talen komt dit woord voor.
In 1845 werd er in de Vlissingsche courant in een artikel over “Politieke komkommertijd” het volgende over gezegd:
“Komkommertijd is, gelijk uit den aard der zaak volgt, de tijd, waarop deze vrucht wast en rijp wordt; doch dit woord heeft ook eene andere beteekenis, waarbij wij thans een oogenblik willen stilstaan. Men noemt komkommertijd, ook het bepaald, ieder jaar terugkeerend tijdstip, waarin in het een of ander vak van handel, bedrijf of nering minder drukte, minder vertier heerscht, dan gewoonlijk. (…) Zo heeft ook de politieke wereld haren komkommertijd; en dit is in ons Vaderland de tijd, waarop de Leden der Staten-Generaal niet zijn vergaderd, en er dus weinig leven in de Staats-brouwerij is.”
Moet natuurlijk niet net voor de zomervakantie een kabinet vallen…….
Fijne vakantie en wij passen goed op jullie dossiers, komkommertijd of niet.
Groetjes Wilfred Bussink
(25 graden en een heerlijk zonnetje)